Intern verslag 196

Vughterstraat 2-6 en Achter het Verguld Harnas 1-7


Samenvatting en conclusie

Dit onderzoek is gedaan vanuit een specifieke vraagstelling. Om te beginnen betrof het de vraag of het perceel van de bij archeologisch onderzoek aangetroffen woontoren Achter het Verguld Harnas gebouwd is vanuit een of meer percelen aan de Vughterstraat. Een dergelijke ligging zou overeenkomen met de situering van de verschillende Bossche mansiones, namelijk niet aan de straat, maar verder naar achter gelegen, vaak aan het water.
Voorts is geprobeerd meer duidelijkheid te krijgen over de gerechtigden van het perceel waar de muntschat is gevonden die in het begin van de veertiende eeuw ten noorden van de woontoren begraven werd. Dit perceel bevond zich tussen de percelen aan de Vughterstraat en het perceel van de woontoren in, ter plaatse van het huidige Achter het Verguld Harnas (5-)7 (hierna te noemen 7).
Op basis van het uitgevoerde onderzoek moet de eerstgestelde vraag negatief worden beantwoord worden. Niets wijst erop dat de woontoren op een perceel vanuit de Vughterstraat gebouwd is. Van meet af aan zal bij de verkaveling uitgegaan zijn van de Straat die tegenwoordig Achter het Verguld Harnas, Achter het Wild Varken en Wolvenhoek heet. In de oudste bronnen wordt hierbij gesproken van een steeg strekkende (van de kop van de Vughterstraat) naar het woonhois van wijlen Engbert Ludinc van den Dijk. Een schepenakte van 21 oktober 1396 zegt: in vico tendente de capite vici Vuchtensi versus mansionem Luding de Aggere.1 Een soortgelijke akte van 20 juni 1405 van een huis en erf in de Vughterstraat maakt melding van een steeg strekkende naar het woonhuis van genoemde Engbert Ludinc: in vico Vuchtensi in viculo quodam tendente versus domum habitationis quondam Engberti Ludinc de Aggere.2 Wat later wordt voor deze steeg ook de benaming Zijl gebruikt,3 die zich aan de andere kant van de Vughterstraat in noordwestelijke richting voortzette (de huidige Snellestraat).
Verder spreken ook de oudst bewaarde gegevens al van percelen langs de Vughterstraat (thans Vughterstraat 2 en volgende, even nummers). Deze strekten zich omstreeks 1400 uit tot aan erf van Jan Trudenz. van Gemert,4 later Jan van Schie de lakenscheerder5 en nog weer later aan Goiart Hendriksz. van Ingen de lakenscheerder.6 Bij dit laatste ging het om het genoemde perceel Achter het Verguld Harnas 7.
1.GAHt (Gemeentearchief 's-Hertogenbosch), (Rechterlijk archief; Bosch' protocol) R 1180, f 609.
2.R 1184, f 351v.
3.R 1186, f 398: supra conum vici tendentis a dicto vico Vuchtensi versus vicum dictum die Zile.
4.Aldus al in 1377 (R 1176, f 14v): tendentem a communi plathea retrorsum ad hereditatem Iohannis de Ghemart, filii Gertrudis.
5.Bijvoorbeeld het hoekhuis van de Vughterstraat in 1409: domus et aree cum suis attinentiis quondam Iohannis Raventers, site in Buscoducis in vico Vuchtensi supra conum vici tendentis a dicto vico Vuchtensi versus vicum dictum die Zile inter hereditatem Mathye Schoemaker ex uno et communem vicum ibidem ex alio, tendentis a dicto vico Vuchtensi ad hereditatem Iohannis van Schye rasoris pannorum.
6.R 1224, f 40v (1454.02.14): tendentem ab hereditate Godefridi filii quondam Henrici de Yngen ad dictum vicum Vuchtensem.
Interessant is in dit verband dat uit laatstgenoemd perceel voor zover viel na te gaan geen cijns aan de hertog werd betaald. Dit was wel het geval voor het zuidoostelijk aangrenzend perceel, waar de stenen toren op heeft gestaan. Dit zou minstens twee dingen kunnen betekenen:
1.Het perceel Achter het Verguld Harnas 7 is van het perceel met de toren afgesplitst, waarbij de hele cijns op het laatstgenoemde is blijven rusten;
2.Het perceel Achter het Verguld Harnas is afgesplitst van de percelen die nu Vughterstraat 2 en volgende, even nummers omvatten, waarbij de cijns in zijn geheel is blijven rusten op laatstgenoemde percelen.
Ik opteer voor eerstgenoemde mogelijkheid, omdat er in het tweede geval overeenstemming met meer dan één bezitter had moeten worden bereikt, zowel over de vorming van het nieuwe perceel alsook over de betaling van de cijns. Voor beantwoording van de vraag wanneer dit perceel ontstaan is, ontbreken de gegevens. Hierdoor kan zelfs de suggestie dat de muntschat door de bezitter ervan is begraven beter achterwege blijven.

Nogmaals Achter het Verguld Harnas 7

Dit perceel is al uitvoerig behandeld in mijn verslag Archiefonderzoek naar de middeleeuwse bebouwing Achter het Verguld Harnas 9-15 en Achter het Wild Varken 1-3 (intern verslag nr. 51) ('s-Hertogenbosch 1998). Dit perceel bevatte een huis en erf, dat op 20 juni 1405 door de kinderen van wijlen Jan van Gemert, dienaar van Gevard van Eindhoven, ten erfelijke cijns werd gegeven aan Jan van Schie de lakenscheerder. Eerder had het toebehoord aan Amelis zoon van wijlen Diederik Specier en zijn vrouw Margriet, weduwe van Jan van Gorp,1 die ook optreden in een oorkonde van 29 december 1356.2
1.R 1184, f 351v: Dominus Theodericus presbiter et domicella Gertrudis eius soror, liberi quondam Iohannis de Ghemert, servientis Ghevardi de Eyndoven, cum tutore, domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi in viculo quodam tendente versus domum habitationis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Gerardi Knoden ex uno et inter hereditatem Katherine de Valkenborch et Iohannis filii quondam Andree Raventeers ex alio, cum medietate cuiusdam muri lapidei inter primodictam domum et aream et dictam hereditatem Katherine et Iohannis predictorum consistentis sive siti, quam domum et aream dictus Iohannes quondam de Ghemert, serviens Ghevardi de Eyndoven, erga Amelium filium quondam Theoderici Apothecarii et Margaretam relictam quondam Iohannis de Goerpe, protunc? uxorem legitimam dicti Amelii, emendo acquisierat, prout in litteris, simul cum dictis litteris et lure, dederunt ad hereditarium censum Iohanni van Schye rasori pannorum, ab eodem hereditanie possidendam pro oneribus in dictis litteris contentis, dandis etcetera atque pro hereditario censu trium librarum monete, dando sibi ab anno hereditarie? mediatim nativitatis Domini et mediatim nativitatis Iohannis, et pro primo nativitatis Domine proxime futuro, ex premissis, promittentes indivisi cum tutore super omnia ratum servare et aliam obligationem ex parte eorum deponere, taliter annexa condicione quod dicta domus et area post decessum dicti Iohannis et Ghisselle sue uxoris, filie quondam Arnoldi Engellen soen, succedet? hereditarie ad prolem vel proles legitimam vel legitimas, ab ipso Iohanne et Ghissella lamdictis pariter genitis et generandis, et si dictus Iohannes et Ghissella decessenint ambo absqua prole legitima ab eis pariter genita vel generanda super anima? remanendi?, quod extunc dictus domus et area pleno iure hereditarie succedet et devolvetur ad heredes protunc proximiores dicti Ghisselle. Quo facto repromisit dictus Iohannes. Testes Iohannes et Egidius?. Datum sabbato post Sacramenti.
2.GAHt, Tafel van de Heilige Geest 408: Amelius filius quondam Theoderici Apothecarii, maritus legitimus ut asserebat Margarete dicte Gorps, sue uxoris.
In de kaartenbakken betreffende de Vughterstraat - dus niet die aangaande Achter het Verguld Harnas - werden enkele nog niet getraceerde gegevens aangetroffen.
Op 30 december 1440 transporteerde Dirk van den Baudenberch als weduwnaar van Katelijn - eerder weduwe van Jan van Schie de lakenscheerder - het vruchtgebruik in het betreffende complex aan de kennelijke erfgenamen, die het goed vervolgens weer overdroegen aan Dirk.1
In 1443 werd het goed na uitwinning gerechtelijk toegewezen aan Snellard van Spul wegens achtertallige betaling van een cijns die genoemde Katelin op 30 mei 1420 beloofd had aan Aart van Schie, zoon van wijlen Jan van Schie.2 Het betrof hier een stiefzoon van Katelijn, geboren uit het huwelijk van Jan van Schie met Gisella Jan Engelendr. Het complex werd hierna verkocht aan Goiart van Ingen, zoon van wijlen Hendrik.3 Deze laatste verwierf op 27 juli 1463 ook het zuidelijk naastgelegen perceel van Liesbet dochter van wijlen Rutger van der Tangerrijt, weduwe van Jan van Oss, zoon van wijlen Marcelis natuurlijke zoon van wijlen
1.R 1214, f 129: Theodericus vanden Baudenberch tamquam relictus quondam Katherine dum vixerat sue uxoris, relicte quondam Iohannis van Schye rasoris pannorum, usufructum sibi competentem in domo et area sita in Buscoducis in vico Vuchtensi in viculo tendente a dicto vico versus domum habitacionis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Gerardi Cnode et inter hereditatem Katherine de Valkenborch et Iohannis filii quondam Andree Raventers, et in medietate muri lapidei inter dictam domum et aream et hereditatem dicte Katherine et Iohannis siti, quas domum et aream cum medietate dicti muri dicta quondam Katherina erga Arnoldum filium quondam Iohannis van Schye rasoris pannorum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Aleydi filie quondam Arnoldi vanden Loeck? van Berlikem, et Iohanni die Dorre?, marito et tutori legitimo ut asserebat Katherine sue uxoris, et Rycoldo Meeus soen, marito et tutori legitimo ut asserebat Elizabeth sue uxoris, filiarum quondam Arnoldi Ghyben soen ---. Datum penultima decembris.
Notum sit universis quod cum ita actum fuisset ut supra, constituti igitur dicta Aleydis, Iohannes et Rycoldus cum tutore dictam domum et aream ac medietate muri hereditarie supportaverunt dicto Theoderico vanden Baudenberch ---. Testes, datum supra.

2.R 1800, f 229 nw.: Snellardus van Spull fuit adiusticiatus ad domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi in viculo tendente a dicto vico versus domum habitacionis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Gerardi Cnoden et inter hereditatem Katherine de Valkenborch et Iohannis filii quondam Andree Raventers occasione defectus solucionis hereditarii census xx soildorum monete, quem censum Katherina relicta quondam Iohannis van Schye promiserat se daturam et soluturam Arnoldo filio quondam Iohannis van Schye rasoris pannorum hereditarie ex premissis, prout in litteris quarum data continet penultima die mensis maii, feria quinta post festum Penthecostes anno Domini millesimo ccccmo vicesimo.
Et supportavit Gerardo Moll de Dryel. Et proclamavit primo, 2o et 3o. Et vendidit dicto Snellardo. Testes, datum supra (= septima iunii).
Et vendetur salvo unicumque suo censu.
Tradatur Godefrido van Ynghen, filio quondam Henrici.
Solvit quinque libras monete et onera.

3.R 1189, f 352: Arnoldus filius quondam Iohannis van Schye rasor pannorum, ab eodem quondam Iohanne et quondam Ghisella filia quondam Iohannis Engellen soen pariter genitus, domum et aream sitas in vico Vuchtensi in viculo tendente aa versus domum habitationis quondam Engberti Ludinc de Aggere inter hereditatem Gerardi Cnoden et inter hereditatem Katherine de Valkenborch et Iohannis filii quondam Andree Raventers, cum medietate muri lapidei inter predictam domum et aream et dictam hereditatem Iohannis et Katherine predictorum siti, quas domum, aream cum medietate muri Iohannes van Schye rasor pannorum erga dominum Theodericum presbiterum et domicellam Gertrudem eius sororem, monialem maioris hospitalis in Buscoducis, liberos? quondam Iohannis de Ghemert, servientis Gevardi de Eyndoven, ad censum acquisierat, prout in litteris, hereditarie supportavit Katherine relicte dicti quondam Iohannis van Schye ---, salvo sibi suo censu sibi ad dicta Katherina exinde solvendo iuxta continentiam litterarum suarum, ut dicebat. Testes Berwout et Berwout. Datum penultima maii, quinta post Penthecosten.
a Aldus het handschrift.
Goiart van Oss, ridder.1
Op 31 mei 1471 werd een dm5 uit het complex van 2 pond aan het Sint-Catharinagilde in 's-Hertogenbosch, die Goiart van Ingen op 18 februari 1469 aan het gilde 'verkocht' had,2 door het gilde getransporteerd aan Roelof en Agnes kinderen van wijlen Jan Roelofsz. Noppen.3 Een cijns van 3 pond, die Luitgard weduwe van Tielman Pijckevet op 3 december 1470 had beloofd aan Willem Hinckart,4 werd door Willems weduwe Gijsenraad op 15 september 1485, overgedragen aan Jan Mol, ridder, man van Willems en Gijsenraads dochter Katelijn.5
Uit een schepenakte van 23 december 1480 blijkt dat Luitgard weduwe van Tielman Pijckevet het goed bij testament had vermaakt aan Korstiaan Becker. Deze droeg het op die datum over aan zijn natuurlijke zoon Steven als huwelijksgift voor hem en zijn vrouw Liesbet dochter van wijlen Hendrik de Verver, maar de de rechtshandeling werd op 14 augustus 1481 gecancelleerd.6 Toch wordt Steven op 4
1.Zie het genoemd verslag, 13.
2.R 1238, f 299v.
3.R 1240, f 275.
4.R 1240, f 195.
5.R 1254, f 122.
6.R 1250, f 219v-220: Cristianus Becker domum et aream sitas! in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Iohannis de Mameren ex uno et inter hereditatem Henrici Scheers ex alio, quam domum et aream predictam magister Wilelmus de Busco ad opus Luytgardis relicte quondam Tyelmanni Pijckevet erga Stephanum Becker acquisierat, prout in litteris, et quam domum et aream predictam dictus quondam Luytgardis unacum quibusdam aliis bonis in suo testamento ac ultima eius voluntate prefato Cristiano Becker legaverat et reliquerat, ut videbatur in instrumento publico contineri, hereditarie supportavit Stephano suo filio naturali et eidem assignavit cum Elisabeth sua uxore, filia quondam Henrici die Verwer, nomine dotis in subsidium sui matrimonii ad ius opidi de Buscoducis ---. Datum xxiii decembris.
(Bij bovenstaande akte in de kantlijn: Cancellatus est de mandato expresso et in presencia eiusdem Stephani naturalis?. Actum xiiiia augusti anno lxxxio.)
Idem Cristianus domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi in vicuio tendente a dicto vico Vuchtensi versus domum habitacionis quondam Engberti Ludinck de Aggere inter hereditatem Gerardi Cnoden et inter hereditatem Katherine de Valkenborch et Iohannis filii quondam Andree (f 220) dicti Raventeers; insuper hereditarium censum sex librarum monete, quem censum sex librarum monete, quem censum Godefridus de Yngen, filius quondam Henrici de Yngen, promisit se daturum et soluturum Snellardo de Spulle anno quolibet hereditarie Purificationis de et ex domo et area predicta, quos domum, aream et censum predictos Luytgardis relicta quondam Tyelmanni Pijckevet erga Godefridum de Ynghen, filium quondam Henrici de Ynghen, acquisierat, prout in litteris, et quos domum, aream et censum predictos dicta Luytgardis unacum quibusdam aliis bonis in suo testamento ac ultima eius voluntate prefato Cristiano Becker legaverat et reliquerat --- supportavit dicto Stephano suo filio naturali et eidem assignavit in subsidium sui matrimonii ut supra ---. Testes, datum supra.
(Bij bovenstaande akte op f 219v onderaan in de kantlijn: Cancellatus est iste contractus pariformiter ut iam supra en non exponentur? desuper ...? littere.)
Dictus Stephanus naturalis? palam recognovit se hodierno die recepisse a dicto Cristiano suo patre supportationem duarum domorum et arearum sitarum in Buscoducis ad vicum Vuchtensem aut eocum?. Recognvit insuper se recepisse a dicto Cristiano suo patre quatuor litteras scabinales de Buscoducis, mencionem facientes de certis annuis et vitalibus pensionibus, videlicet --- clamans igitur dictus Stephanus dictum Cristianum et eius bona de premissis et de quibuscumque promissionibus, quas idem Cristianus prefato Stephano suo filio naturali aut alteri nomine suo aut? Elizabeth sue uxoris, filie quondam Henrici die Verwer, in contractu suo matrimoniali et in subsidium eius matrimonii pridem inde fecerat aut promiserat, ut dicebat, quitos, liberos ac penitus absolutos, omnibus dolo et fraude seclusis. Testes, datum supra.
Cancellatus est iamdictus contractus in presencia et de mandato expresso dicti Cristiani Becker. Actum xiiiia augusti anno etcetera lxxxi et non ipsa die.

februari 1483 als belending van het hierna te behandelen Vughterstraat 2 genoemd.1
Uit het bovenstaande blijkt dat Achter het Verguld Harnas 7 in ieder geval al in de veertiende eeuw als zelfstandig perceel bestond. Vermoedelijk is het afgesplitst van het perceel van de woontoren.

De lijst van opeenvolgende bezitters van Achter het Verguld Harnas 7 luidt:

(deels overgenomen uit bovengenoemd verslag)

Amelis zoon van Dirk Specier en van Margriet weduwe van Jan van Gorp ->
Jan van Gemert, dienaar van Gevard van Eindhoven
zijn kinderen 1405.06.20 ->
Jan van Schie de lakenscheerder
Aart zoon van Jan van Schie en van Gisella dochter van Jan Engelenz. 1420.05.30 ->
zijn stiefmoeder Katelijn weduwe van Jan van Schie
Dirk van Baudenberch, weduwnaar van Katelijn, 1440.12.13 vruchtgebruik ->
de erfgenamen 1440.12.13 het goed ->
Dirk van Baudenberch
bij schepenvonnis Gerit Mol van Driel 1443.06.07 ->
Snellard van Spul 1444.06.12 ->
Goiart z.w. Hendrik van Ingen 1470.12.03 ->
Luitgard wed. Tielman Pijckevet bij testament ->
Korstiaan Becker
zijn natuurlijke zoon Steven

Achter het Verguld Harnas 3

Het perceel Achter het Verguld Harnas 3 en het daarop gebouwde huis zijn waarschijnlijk tot stand gekomen tussen 1520 en 1573, en wel als afsplitsing van het perceel Vughterstraat 2, het hoekhuis. Dit valt af te leiden uit de cijns- en verpondingsregisters. In het cijnsregister van 1520 komt dit perceel nog niet voor, maar in dat van 1573 treffen we de post aan:
Jan Lans? Lambrechts ende Wynant Cornelissen van Heusden opt torenken elcx voorde helft.
Dierick Janss. van Luijck iii s. ii d. oudts vanden nyeuwen ontfanck, geldende
vi st.

(Het ingesprongen gedeelte verwijst naar latere bezitters)
Het cijnsbedrag van 3 stuivers 2 penningen oud ofwel 6 stuivers nieuw is veel hoger dan wat uit de oude percelen werd betaald. Zo werden uit de woontoren slechts 9 penningen oud ofwel 1 stuiver nieuw afgedragen.2 Dit duidt erop dat het inderdaad om een nieuwgevormd perceel ging.
1.R 1252, f 232. Zie hierna ook onder Vughterstraat 4.
2.BHIC (Brabants Historisch Informatie Centrum), Raad en rentmeester-generaal 280, f 73:
Guiliaum van Delft. Joncher Erasmus van Grevenbroeck.
Gerardt Coenen by coop.
Jouffrouw Agnes van Nederven.
Henrick Hermans van Deventher ix d. oudts, geldende
i st.

Hieronder volgt de bovengeciteerde post van het nieuwe perceel.

Achter het Verguld Harnas 1

Tussen dit nieuwe perceel en het hoekhuis Vughterstraat bevond zich ook nog een (achter)huis (Achter het Verguld Harnas 1), dat echter geen zelfstandig perceel vormde, maar deel uitmaakte van het hoekhuis. Dit leverde voor de percelen Achter het Verguld Harnas 1 tot en met 7 in het verpondingsregister van 1635 de volgende posten op:
Zuijt sijde vande straet Achter het Wilt Varcken, beginnende aende Vuchter-straet.
Jenneken Janssen achter haer houckhuijs de Distelbiom eijgen., Mathijs Rijnders cleermaecker bruijcker, voor vier en dertich ponden, den viiien pen. (Achter het Verguld Harnas 1)
iiii £ v st.

Jenneken Janssen eijgen., Jacob Hulstman bruijcker, voor veertich ponden den viiien pen. (3)
v £

Sijcken Crollis? eijgen., Dirck Reijnders bruijcker, voor vijff en dertich ponden den viiien pen. (5-7)
iiii £ vii st. vi d.


Vughterstraat 2

In het hertogelijk cijnsregister van 1520 wordt gesproken van twee percelen van elk slechts 10 voet (2,87 meter) breed. Deze percelen bevinden zich dan in één hand. Het lijkt er echter op dat dit vóór de vijftiende eeuw niet zo was. Als belending van Achter het Verguld Harnas 7 werden in 1405 genoemd Katelijn van Valkenborch en Jan zoon van wijlen Andries Raventeers.1 Laatstgenoemde was, zoals hierna zal blijken, de bezitter van het perceel op de hoek. Dat Katelijn van Valkenborch gerechtigd was in het perceeltje ernaast kan worden afgeleid uit een schepenakte van 11 mei 1415, waarin vermeld werd dat Jan Jacobsz. van der Linden zijn huis en erf tussen erf van Pelgrom de Smid en erf van wijlen Aart van Valkenborch - waarschijnlijk de vader van Katelijn - 2 had verkocht aan Mathijs Mathijsz. Rademaker de schoenmaker. We zullen zien dat deze bezitter was van Vughterstraat 4. Het lijkt erop dat de twee smalle perceeltjes van Vughterstraat 2 in ieder geval al in het begin van de vijftiende eeuw waren samengevoegd tot één twintig voet breed perceel.
Op 1 juni 1409 droeg Andries Raventeers het vierde deel van dit complex, welk deel hij geërfd had van zijn broer Jan, over aan Hendrik van Berlicum de kangieter. Het werd toen gesitueerd tussen de straat naar de straat die Zile en erf van Mathijs Schoenmaker, strekkend van de Vughterstraat naar erf van Jan van Schie de lakenscheerder.3
1.R 1184, f 351. Opmerkelijk is dat deze belendingen nog tot ver in de vijftiende eeuw in de akten werden vermeld, terwijl deze doorgaans werden aangepast aan de actuele situatie.
2.In een schepenakte van 12 februari 1468 wordt ook Baat weduwe van Aart van Valkenborch vermeld (R 1237, f 19): hereditatem Bathe relicte Arnoldi quondam de Valkenborch.
3.R 1186, f 398: Andreas dictus Raventers quartam partem domus et aree cum suis attinentiis quondam Iohannis Raventers, site in Buscoducis in vico Vuchtensi supra conum vici tendentis a dicto vico Vuchtensi versus vicum dictum die Zile inter hereditatem Mathye Schoemaker ex uno et communem vicum ibidem ex alio, tendentis a dicto vico Vuchtensi ad hereditatem Iohannis van Schye rasoris pannorum, que quarta pars dicto Andree de morte dicti quondam Iohannis Raventers sui fratris successione advoluta est, ut dicebat, hereditarie supportavit Henrico van Berlikem den cangieter ---. Testes, datum supra (= sabbato post octavas Penthecostes).
Hierna is het goed in het bezit gekomen van Jan zoon van wijlen Andries Raventeers. Dit vond plaats vóór 1422, toen Hendrik Schrage het erf van wijlen Jan zoon van wijlen Andries Raventeer, dat hij bij schepenvonnis had verkregen, transporteerde aan Hendrik van den Doren, natuurlijke zoon van wijlen Jan van den Doren.1
Hendrik van den Doren de kramer verkocht het goed op 18 maart 1451 aan Hendrik zoon van wijlen Hendrik van Ingen. Het werd toen gesitueerd tussen erf van Jan Aart Danelsz. en de straat, strekkend van het erf van Goiart Hendriksz. van Ingen (Achter het Verguld Harnas 7) tot de Vughterstraat.2
De verkrijger vestigde hierna een aantal cijnzen op het goed. Op 14 februari 1454 verkocht hij er een cijns van 3 pond uit aan kinderen van wijlen Engbert Gijsbrechtsz. de Zager.3 Aan Gerit Hendriksz. Scheenken verkocht Hendrik op 28 augustus 1455 een cijns van 8 pond uit het complex.4 Op 7 november 1461 verkocht Hendrik van Ingen een cijns van 3 pond uit het goed aan Roelof Herbrechtsz. Hals.5
Twee van de kinderen van Hendrik van Ingen, Jan de jonge en Hendrikske, droegen op 9 maart 1474 twee zesde delen over aan hun broer Jan de oude.6 Jan de oude en zijn zuster Jenneke transporteerden vervolgens op 8 februari 1477 vier
1.R 1193, f 116 nw. (1422.06.30): Henricus Schrage quamdam hereditatem quondam Iohannis filii quondam Andree Raventeer, sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi, venditam dicto Henrico Scrhage! per iudicem mediante sententia scabinorum de Buscoducis, prout in litteris, et que hereditas nunc sita est inter hereditatem liberorum quondam Mathye Schoenmeker ex uno et inter communem plateam ex alio, tendentem cum uno fine ad hereditatem Katherine relicte quondam Iohannis van Schye rasoris pannorum et cum reliquo fine ad dictam communem plateam, ut dicebat, hereditarie supportavit Henrico vanden Doren, filio naturali quondam Iohannis vanden Doren.
2.R 1221, f 71v: Henricus vanden Doren institor, filius naturalis quondam Iohannis vanden Doren, domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Iohannis filii quondam Arnoldi Danels soen ex uno et inter communem vicum ex alio, tendentem ab hereditate Godefridi filii quondam Henrici de Ynghen ad communem vicum, ut dicebat, legitime et hereditarie vendidit Henrico filio dicti quondam Henrici de Ynghen --- exceptis uno grosso antiquo et uno denario antiquo census domini nostro duci et hereditariis censibus ad summam quinque librarum monete taxatis annuatim exinde e iure solvendis, ut dicebat. Testes, datum supra (= xviii marcii).
3.R 1224, f 40v: Op 27 oktober 1462 droegen zij deze cijns over aan Jan Mol, zoon van wijlen Marten Aleidenz (R. 1232, t. 358v.). Willem Vos, gehuwd met Jan Mols weduwe Liesbet, transporteerde de cijns vervolgens op 23 juni 1463 aan Joost zoon van Jan Mol en Liesbet (R. 1235, f. 65v.). Hierna kwam de cijns aan Aleid dochter van Hendrik Baten, wier kinderen hem op 27 juni 1472 overdroegen aan Aart Marcelisz. Seelmans (R. 1240, t. 257v.).
4.R 1225, f 323: Hierna kwam de cijns in het bezit van kinderen van Dirk van Kapellen - Gerit Scheenken was gehuwd met Katelijn dochter van Dirk —, die hem op 14 augustus 1461 transporteerden aan Willem Aartsz. van Heern (R 1231, f 218). Erfgenamen van Willem droegen hem op 24 mei 1484 over aan Jan Engbrechtsz. van den Leempoel alias van der Meer (R 1253, f 287v).
5.R 1232, f 131.
6.R 1243, f 230v: Iohannes iunior et Henrica eius soror, liberi quondam Henrici van Yngen rasoris pannorum, cum tutore, duas sextas partes ad ipsos ut dicebant spectantes in domo et area ac vacua hereditate sibi ... adiacente ac earum iuribus et attinentiis, sitis in Buscoducis inter commumem vicum qui tendit a vico Vuchtensi versus vicum dictum den Zijle ex uno et inter hereditatem olim Iohannis vanden Byesen calopodiatoris, nunc Cristiani Becker, ex alio, tendentibus a dicto vico Vuchtensi retrorsum ad hereditatem Christiani Becker predicti, ut dicebat, hereditarie supportaverunt Iohanni seniori eorum fratri, filio dicti quondam Henrici van Ynghen ---. Testes Erpe et Steenwech. Datum supra (= ix marcii, quarta post Reminiscere).
zesde delen aan Robrecht Key, zoon van Willem Key.1 Een vijfde zesde deel transporteerde Herman zoon van wijlen Hendrik van Ingen op 4 februari 1483 aan Robbrecht Key,2 die waarschijnlijk al het laatste zesde del in zijn bezit had (wellicht was hij getrouwd met een dochter van Hendrik van Ingen).
Ook de nieuwe bezitter van het goed, Robbrecht Key, verkocht er cijnzen uit, om te beginnen op 19 december 1488 een van 4 pond aan Willem Mathijsz. van Poppel.3 Op 19 augustus 1499 verkocht hij een cijns van 6 pond aan Willem Marcelisz. van Zittart.4

Aldus is over de vijftiende-eeuwse geschiedenis van het hoekpand Vughterstraat 2 een groot aantal akten bewaard gebleven. Deze bieden ook inzicht in het naastgelegen perceel Vughterstraat 4 en de achterste begrenzing (Achter het Verguld Harnas 7).

Bezitters:

Jan Raventeers
zijn erfgenamen
Andries Raventeers 1409.06.01 vierde deel ->
Hendrik van Berlicum de kangieter
Jan zoon van wijlen Andries Raventeers
bij schepenvonnis Hendrik Schrage ->
Hendrik van Doren, natuurlijke zoon Jan van den Doren 1451.03.18 ->
Hendrik Hendriksz. van Ingen
zijn kinderen
Jan en Hendrikske 2/6 1474.03.09 ->
hun broer Jan
Jan en Jenneke 4/6 1477.02.08 ->
Robbrecht Willemsz. Key
1.R 1246, f 91v: Iohannes senior et Iohanna eius soror, liberi quondam Henrici van Yngen, filii quondam Henrici de Yngen, cum tutore, quatuor sextas partes ad ipsos ut dicebant spectantes in domo et area sitas in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Iohannis filii quondam Arnoldi Danels soen ex uno et inter communem vicum ex alio, quas! domum et aream Henricus filius quondam Henricus de Yngen erga Henricum dictum vanden Doren, filium naturalem quondam Iohannis vanden Doeren emendo acquisierat, et de quibus domo et area dictus Iohannes senior duas sextas partes olim ad Iohannem iuniorem et Henricam eius sororem, liberos quondam Henrici de Ynghen, spectantes erga eosdem Iohannem et Henricam acquisierat, prout in diversis litteris, hereditarie supportavit Robberto Keye, filio Willelmi Keye --- excepto hereditario censu octo librarum monete aut eo circa, quem censum dictus Henricus exinde vendiderat aut solvere promiserat. Testes, datum supra.
2.R 1252, f 232: Hermannus filius quondam Henrici de Ingen sextam partem totamque partem et omne ius ad ipse ut dicebat spectantes in domo et area dicti Henrici sui patris, sita in Buscoducis iuxta vicum Vuchtensem bij onser Vrouwen poert inter communem vicum ex uno fine et inter hereditatem Stephani Becker, filii naturalis quondam Cristiani Becker, ex alio, tendente cum reliquo fine ad hereditatem eiusdem Stephani, ut dicebat, hereditarie supportavit Robberto Key, filio quondam Willelmi ---. Datum quarta februarii.
3.R 1258, f 144. Deze droeg de cijns op 12 maart 1492 over aan Willem van Wamel (R 1261, f 455v).
4.R 1267, f 423v-424. Op dezelfde datum beloofde Robbrecht aan Willem dat hij de cijns van 4 pond voor Kerstmis van hetzelfde jaar zou aflossen. Wanneer hij dat niet had gedaan, zou hij Willem 32 gouden peters betalen en daarna zou deze de cijns weer aan Robbrecht overdragen (ald., f 424).
Herman zoon wijlen Henderik van Ingen 1/7? 1483.02.04 ->
Robbrecht Willemsz. Key

Waarschijnlijke bezitters van het zuidelijk deel:

Aart van Valkenborch
zijn weduwe Baat (vruchtgebruik) (1376)
hun dochter Katelijn

Vughterstraat 4

De geschiedenis van dit perceel is terug te volgen tot het vierde kwart van de veertiende eeuw. Op 7 december 1376 beloofde Jan Jacobsz. in de Sint-Jan bij notariële akte een cijns van 40 schellingen uit dit goed aan de Bossche Tafel van de Heilige Geest. Er werd gesproken over een huis en erf met zijn toebehoren in de Vughterstraat tussen huis van Pelgrim de Smid aan de ene en tussen erf van Baat weduwe van Aart van Valkenborch aan de andere zijde.1 Op de rugzijde van het notarieel instrument werden verder als cijnsplichtigen vermeld: Nu Mathijs Rademakers inder Vuchterstraten. Nu Jan Art Daniels soen. Nu Luytgairt wedue Tielman Pyeckevets.
1.GAHt, Tafel van de Heilige Geest 791: In nomine Domini, amen. Per hoc presens publicum instrumentum cunctis pateat evidenter quod anno a nativitate Domini eiusdem millesimo trecentesimo septuagesimosexto, indictione quartadecima, secundum stilum curie Leodiensis, mensis decembris die septima, hora none vel quasi, pontificis sanctissimi in Christo patris ac domini nostri domini Gregorii, divina providencia huius nominis pape undecimi anno sexto, in mei notarii publici et testium subscriptorum presentia propter hoc personaliter constitutus vir discretus et honestus Iohannes dictus Jacobszoen, opidanus opidi de Buscoducis, Leodiensis diocesis, promisit se daturum et soluturum Theoderico Ywani, provisori mense sancti Spiritus in Buscoducis, aut alteri provisori mense elusdem pro tempore existenti, ad opus mense iamdicte, annuum et hereditarium censum quadraginta solidorum monete pro tempore solutionis huiusmodi census in Buscoducis ad bursam communiter currentis anno quolibet hereditarie mediatim in festo nativitatis Domini et mediatim in festo nativitatis beati Iohannis Baptiste, et pro primo solutionis termino in festo nativitatis Domini proximo! futuro, ex domo et area cum suis pertinentiis dicti Iohannis, sitis in dicto opido de Buscoducis in vico seu platea nuncupata Vuchterstrate inter domum Peregrini dicti Pelgrym Fabri ex uno latere et inter hereditatem Bate relicte Arnoldi quondam de Valkenborch ex alio latere, promittens dictus Iohannes per fidem suam propter hoc ab eo corporaliter prestitam in manu mei notarii publici subscripti stipulantis vice ac nomine omnium et singulorum quorum interest seu interesse poterit contra premissa non venire directe vel indirecte in iudicio sive extra, sed ea omnia et singula rata et firma sine quavis contradicitione perpetuis temporibus inviolabiliter observare, renuncians eciam quo ad quo ad premissa omnia et singula quibuscumque cavillationibus, exceptionibus, punctis subtilibus et novis inventionibus quibus contra ea venire ac ipsa infringere et annullare posset per se solum seu alios quomodolibet in futurum. Super quibus omnibus dictus Theodericus ad opus dicte mense sibi a me notario publico subscripto fieri peciit publicum instrumentum.
Acta sunt hec in ecclesia sancti Iohannis de Buscoducis, presentibus ibidem domino Hennico Buc, presbitero, Arnoldo de Beke et Balduino Gruter de Os, testibus Leodiensis diocesis, ad premissa vocatis specialiter et rogatis.
(sigum) Et ego Petrus Polslauwer de Buscoducis, clericus Leodiensis diocensis, publicus imperiali auctoritate et curie Leodiensis notarius, quia promissionibus, renuntiatione et aliis premissis omnibus et singulis dum sic fientur et agerentur una cum dictis testibus interfui, eaque sic fieri vidi et audivi, idcirco hoc presens publicum instrumentum manu mea scriptum signoque meo publico et consueto signatum inde confeci in testimonium venitatis omnium premissorum.

Jan zoon van wijlen Jacob van der Lijnde droeg het complex begin januari 1377 over aan Mathijs Rademaker.1 Op 11 mei 1415 beloofde Jan Jacobs zoon Aart aan Liesbet de weduwe van Mathijs Rademaker de schoenmaker dat wanneer uit het goed meer ging dan de hertogcijns en een cijns van 3 pond, dat hij haar dan schadeloos zou stellen.2 Op 12 juni 1425 verkochten de weduwe en haar kinderen een cijns van een half mud rogge Bossche maat uit het complex.3
Op 22 december 1450 verkochten de erfgenamen van Mathijs Rademaker de schoenmaker het goed aan Jan zoon van wijlen Aart Danelsz.,4 die waarschijnlijk identiek is met Jan van den Biezen de tripmaker. Deze wordt als belending genoemd in een akte van 9 maart 1474 betreffende Vughterstraat 2.5
1.R 1176, f 14v: (Iohannes filius quondam Iacobi)a van der Lijnde (domum et aream) ad se spectantem, sitam in vico Vuchtensi (inter hereditatem) Peregrini Fabri (ex uno et inter) hereditatem (quondam Arnoldi de Valkenborch) ex alio, tendentem a communi plathea retrorsum (ad hereditatem Iohannis de Ghemart, filii Gertrudis, hereditarie vendidit) Mathie Rademaker.
aOnleesbaar. Aangevuld aan de hand van de andere akten.
2.R 1189, f 352: Notum sit universis quod cum Iohannes filius quondam Iacobi vander Lijnden domum et aream ad se spectantem, sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Pelgherini dicti Pelgerini (of Pelgerim) Fabri ex uno et inter hereditatem quondam Arnoldi de Valkenborch ex alio, tendentem a communi platea retrorsum ad hereditatem Iohannis de Ghemart, filii Gertrudis, hereditarie vendidisset Mathye filio quondam Mathye Rotificis sutori; et cum deinde dictus Iohannes promisisset super omnia quod ipse dicto Mathye de dicta domo et area iustam prestaret warandiam et omnem obligationem in eadem domo et area existente eidem Mathye deponeret omnino, excepto hereditario censu sex librarum monete, prout in litteris, constitutus igitur coram scabinis Arnoldus filius dicti Iohannis, filii quondam Iacobi, et promisit super omnia Elizabeth relicte quondam Mathye predicti, si ex premissis plus fuerit solvendus quam census domini nostri ducis et hereditario! censu! trium librarum monete, quod hoc dicte Elizabeth deponeret omnino, excepto si dictus Mathyas aliquem censum ex premissis vendidisset tempore quo ipse dictam domum possidebat, ut dicebat. Testes Groy et Lu. Datum xi maii, secunda post lubilate.
3.R 1195, f 196.
4.R 1221, f 26v: Mathyas et Matheus fratres, liberi quondam Mathye, filii quondam Mathye dicti Rademeker sutoris, atque Willelmus de Herpen faber, maritus et tutor legitimus ut asserebat Gertrudis sue uxoris, filie dicti quondam Mathye, necnon Mathyas filius quondam Theoderici Jacops soen, ab eodem quondam Theoderico et quondam Zoete sua dum vixerat uxore, filia dicti quondam Mathie, et Iohannes vanden Wyel, maritus et tutor legitimus ut asserebat Agnetis sue uxoris, filie dicti Theoderici Jacops soen, ab eodem quondam Theoderico et dicta quondam Zoeta pariter genite, domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Pelgherini dicti Pelgerim Fabri ex uno et inter hereditatem quondam Arnoldi de Valkenborch ex alio, tendentem a communi platea retrorsum ad hereditatem Iohannis de Ghemert, filii Gertrudis, quem domum et aream Mathyas filius quondam Mathye Rademeker sutor erga Iohannem filium quondam Iacobi van der Lijnden emendo acquisierat, prout in litteris, legitime et hereditarie supportaverunt Iohanni filio quondam Arnoldi Danels soen ---. Datum xxii decembris.
Mathyas filius quondam Mathie filii quondam Mathye dicti Rademeker sutoris atque Mathyas filius quondam Theoderici Jacops soen promiserunt indivisi super omnia et habenda Iohanni filio quondam Arnoldi Danels soen quod ipsi Stephanum filium dicti quondam Theoderici Jacops soen extra patriam existentem dum ad patriam redierit super premissis et iure ad opus dicti Iohannis facient renunciare et similem promissionem inde facere quemadmodum ipsi dicto Iohanni de premissis hodierna die fecerant aut promiserant. Testes, datum supra.

5.R 1243, f 230v. Zie hiervóór. Jan van den Biezen komt ook voor in een akte van 18 februari 1469 betreffende Achter het Verguld Harnas 7, dat toen gesitueerd werd als strekkend naar erf van Jan van Mameren en Jan van den Biezen (R 1238, f 299-299v): in quodam viculo quo itur a dicto vico versus hereditatem dictam dat Wilde Verken contigue iuxta domum habitacionis eiusdem venditoris versus hereditatem heredum quondam Henrici de Ynghen, tendente a dicto viculo versus hereditatem Iohannis de Mameren et Iohannis vanden Biesen. De verkoper van de cijns was Goiart van Ingen (Achter het Verguld Harnas 7). Jan van Mameren bezat toen Vughterstraat 6 (noordelijk deel).
Jan Aart Danelsz. verkocht enkele cijnzen uit het complex.1 Een cijns die door Jan Jacobsz. van der Linden gelegateerd was aan de Tafel van de Heilige Geest werd op 12 februari 1468 overgedragen aan de stadssecretaris Lambrecht van Doorn, die hem vervolgens op 17 februari daaraanvolgend weer transporteerde aan de Tafel.2 Waarschijnlijk gebeurde dit om de Tafel in het bezit te stellen van een schepenakte in plaats van het betreffende testament.
In 1470 werd het goed gerechtelijk toegewezen aan Steven Becker, die het op 23 november van dat jaar overdroeg aan Luitgard weduwe van Tielman Pijckevet.3 Hierna werd het goed door Luitgard gelegateerd aan Korstiaan Becker, die het op 23 december 1480, met het complex Achter het Verguld Harnas 7, overdroeg aan zijn natuurlijke zoon Steven als huwelijksgift met Liesbet dochter van Hendrik de Verver. Zoals hiervóór al aan de orde is gekomen, werden de betreffende akten echter op 14 augustus in opdracht van Korstiaan gecancelleerd.4
Hierna is Vughterstraat 4 toch in het bezit van Steven gekomen. Op 3 juli 1484 gaf hij het goed voor 20 pond per jaar ten cijns aan Dirk zoon van wijlen Lodewijk van den Water de spoormaker. Het goed werd omschreven als huis en erf met leeg erf geheten een plaetsken aan het eind van het huis, tussen erf van Margriet weduwe van Jan van Mameren aan de ene zijde en tussen huis en erf van Robbrecht de snijder en overig huis en erf van Steven aan de andere zijde, strekkend van de Vughterstraat tot erf van Goiart van Ingen die droechschere. De kosten van het toilet op het plaatsje zouden voor 2/3 door Dirk en voor 1/3 door Steven betaald worden. Het regenwater van het huis van Steven (Achter het Verguld Harnas 7) zou in een houten goot op het leeg erf van Steven vloeien. Ook hiervan
1.R 1226, f 124 (1456.06.18; 1 1/2 Beiersgulden) en R 1227, f 183v (1457.02.12; 40 schellingen).
2.R 1237, f 19: Dictus Iohannes Spierinc cum consensu Symonis de Gheel, provisoris dicte mense, ut supra per totum (= tamquam magister et rector mense sancti Spiritus in Buscoducis, cum expressis consensu et voluntate Symonis de Gheel, provisoris eiusdem mense) hereditarium censum quadraginta solidorum monete, quem censum Iohannes Jacops soen promiserat se daturum et soluturum Theoderico Ywani, provisori mense sancti Spiritus in Buscoducis aut alteri provisori mense elusdem pro tempore existenti, ad opus mense iamdicte hereditarie mediatim nativitatis Domini et mediatim nativitatis Iohannis ex domo et area cum suis pertinentiis dicti Iohannis Jacops soen, sita in opido de Buscoducis in vico seu platea nuncupata Vuchterstrate inter domum et Peregrini dicti Pelgrym Fabri ex uno et inter hereditatem Bathe relicte Arnoldi quondam de Valkenborch ex alio, ut dicebat in instrumento publico desuper confecto plenius contineri, que domus et area cum suis pertinentiis nunc sita est ibidem inter hereditatem Iohannis de Mameren ex uno et inter hereditatem Henrici de Ynghen ex alio, quem censum Iohannes filius quondam Arnoldi Danels soen ad presens dicte mense ex premissis solvere tenetur, ut dicebat, hereditarie supportavit michi Lamberto, cum iure dicte mense competenti in dicto instrumento et arrestadiis, promittens sub obligatione premissa per totum ut supra (= omnium bonorum dicte mense ratum servare et obligationem ex parte dicte mense deponere). Testes Steenwech et Spiker. Datum xii februarii.
Dictus Lambertus dictum censum hereditarie supportavit Rutgero de Arkel ad opus mense predicte cum litteris, aliis et iure (et) arrestadiis, promittens super omnia ratum servare et obligationem es parte sui deponere. Testes Steenwech et Godefridus. Datum xix februarii.

3.R 1240, f 34: Notum sit universis quod cum Stephanus Becker domum et aream sitas! in vico Vuchtensi inter hereditatem Iohannis de Mameren ex uno et inter hereditatem Henrici Schers ex alio erga Henricum Bredebaert mediante sententia scabinorum in Buscoducis acquisivisset, ut in litteris, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Stephanus premissas! domum et aream hereditarie supportavit michi ad opus Luytgardis relicte quondam Tielmanni Pijckevet ---. Datum xxiiia novembris. Met Hendrik Schers is Hendrik van Ingen de lakenscheerder - in het Middelnederlands sc(h)e(er)re - bedoeld. Ook in andere akten wordt gesproken van Schers of Scheers.
4.R 1250, f 219v-220. Zie hiervóór.
zouden de kosten voor 2/3 door Dirk en voor 1/3 door Steven betaald worden.1 Dirk mocht van de cijns van 20 pond elk jaar 2 pond aflossen, wat hij tussen 1485 en 1489 ook trouw, met nog een extra aflossing, gedaan heeft.2 Daarentegen verkocht Dirk op 25 juni aan Geertruid dochter van wijlen Jan van Wijtvenne en Koenraad Zeger Koenraadsz. - aan Geertruid in vruchtgebruik en aan Koenraad erfelijk - een cijns van 4 pond uit het goed.3 Ook aan Hendrikske dochter van wijlen Gerard van der Hallen en haar kinderen verkocht Dirk een cijns van 3 pond, en wel op 23 juli 1500.4

Bezitters:

Jan Jacobsz. van der Linden ->
Mathijs Mathijsz. Rademaker de schoenmaker
zijn weduwe Liesbet
hun erfgenamen 1450.12.22 ->
Jan Art Danelsz. (= Jan van den Biezen de tripmaker?)
bij gerechtelijk vonnis 1470 ->
Steven Becker 1470.11.23 ->
1.R 1253, f 103v-104: Stephanus filius naturalis quondam Cristiani Becker domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi cum vacua hereditate dicta een plaetsken, dicte domui finaliter adiacente, inter hereditatem Margarete relicte quondam Iohannis de Mameren ex uno et inter hereditatem Robberti die Snijder et reliquam domum et hereditatem dicti Stephani ex alio, tendentem a dicto vico Vuchtensem ad hereditatem Godefridi de Yngen die droechschere, simul cum cloaca in dicta vacua hereditate plaetsken vocata consistente, ut dicebat, dedit ad hereditarium censum Theoderico filio quondam Lodovici vanden Water den spoermeker, ab eodem habendam et possidendam hereditarie pro censu domini nostri ducis et hereditario censu duodecim librarum monete, dandis et solvendis ab alio termino solutionis et locis ad hoc debitis et consuetis, atque pro hereditario censu viginti librarum monete, dando et solvendo dicto Stephano a Theoderico predicto anno quolibet hereditarie nativitatis Iohannis Baptiste ex premissis, promittens super omnia et habenda warandiam et pro premissis aliam obligationem et impetitionem deponere. Quo facto alter repromisit ex premissis. Tali condicione annexa dum contigerit dictam cloacam mundare seu evacuare dicta vegen of ruymen, quod exnunc Theodericus predictus vel possessores pro tempore domus, aree et vacue hereditatis predictarum pecuniis vel expensis adhoc desumendis pro duabus terciis partibus et dictus Stephanus vel possessores pro tempore dicte sue domus pro reliqua tercia dabunt et solvent dareque et solvere tenebuntur; quodque vero aque pluviales venientes et decurrentes de domo Stephani predicti per unum guttarium ligneam consistens in domo sive muro lapideo dicti Stephani decurrentes et defluentes et suum cursum habebunt et obtinebunt in et super dictam vacuam hereditatem quemadmodum pro presenti currunt et defluunt, atque quod Stephanus et Theodericus predicti dictas cloacam et guttarium tenebuntur et conservabunt, tenere et conservare tenebuntur in bona et laudabili dispositione, sic tamen quod dictus Theodericus vel possessores sue domus, aree et vacue hereditatis expensas ad hoc necessarios pro duabus terciis partibus dictusque Stephanus vel possessores sue domus pro alia tercia parte solvent et solvere tenebuntur, prout hoc palam recognoverunt et sibi mutuo super omnia et habenda promiserunt. Testes Vloden et Monix. Datum tercia iulii.
Notum sit universis quod cum ut supra, constitutus igitur coram scabinis infrascriptis dictus Theodericus palam recognovit et super omnia et habenda dicto Stephano repromisit quod ipse dictum censum viginti librarum ad spacium decem annorum nativitatis Iohannis proxime futuri redimet et acquitavit!, redimere et acquitare tenebitur duas libras pariter, quamlibet libram cum septem aureis peters computando xix stuferos vel valorem, et cum censu anni redemptionis. Testes, datum supra.

2.Dit gebeurde in de vorm dat Steven telkens 2 pond uit de cijns overdroeg aan Dirk. R 1254, f 465 (1485.07.20); R 1255, f 446 (1486.07.10); R 1257, f 354 (1487.08.11); R 1258, f 142v (1488.12.15); R 1258, f 398v-399 (1489.09.01); R 1259, f 195 (1490.07.28).
3.R 1257, f 346v.
4.R 1268, f 62v.
Luitgard weduwe van Tielman Piekevet bij legaat ->
Korstiaan Becker 1480.12.23 ->
zijn natuurlijke zoon Steven Becker 1484.07.03 ->
Dirk Lodewijksz. van den Water de spoormaker

Vughterstraat 6 (noordelijk deel)

Vughterstraat 6 bestond in het verleden uit twee afzonderlijke percelen en huizen. Opmerkelijk is dat we de laatmiddeleeuwse bezitters van het noordelijke perceel slechts leren kennen uit de belendingen van de buurpercelen. Dit is zo uitzonderlijk dat ik het niet uitgesloten acht dat iemand de fiches betreffende dit complex uit het kaartsysteem van Smulders/Spierings heeft gelicht. De belendingen leveren de volgende bezitters op:

Bezitters:

Pelgrim de Smid (13761, 13902 en 14153)
Willem Geritsz. (14254)
Jan van Mameren (14565)
zijn weduwe Margriet (14846)
zijn erfgenamen (14877)

Vughterstraat 6 (zuidelijk deel)

Ook over dit perceel zijn de gegevens schaars en onvolledig. Op 5 augustus 1463 verkocht Hendrik Loden (Loyen) als man van Liesbet dochter van wijlen Hendrik van den Vloet een huisplaats (domistadium) aan Lambrecht Naet, zoon van wijlen Lambrecht Naet. Deze huisplaats werd gesitueerd tussen erf van Jan van Mameren en erf van Willem Librechtsz., strekkend tot erf van Goiart Hendriksz. de laken-
1.Tafel van de H. Geest 791 (1376.12.07) betr. Vughterstraat 4: inter domum Peregrini dicti Pelgrym Fabri ex uno latere et inter hereditatem Bate relicte Arnoldi quondam de Valkenborch ex alio latere.
2.R 1178, f 153 (1390.06.07?) betr. Vughterstraat 6 (zuidelijk deel): inter hereditatem quondam Pelgherini Fabri ex uno et hereditatem quondam Mathei vander Tychelryen ex alio.
3.R 1189, f 352 (1415.05.11) betr. Vughterstraat 4: inter hereditatem Pelgherini dicti Pelgerim Fabri ex uno et inter hereditatem quondam Arnoldi de Valkenborch ex alio, tendentem a communi platea retrorsum ad hereditatem Iohannis de Ghemart, filii Gertrudis.
4.R 1195, f 196 (1425.06.12): inter hereditatem Willelmi Gerits soen ex uno et inter hereditatem Henrici vanden Doren ex alio, tendentem a communi platea ad hereditatem Katherine Sceers (= van de lakenscheerder).
5.R 1226, f 124 (1456.06.18) betr. Vughterstraat 4: inter hereditatem Iohannis de Mameren ex uno et inter hereditatem Henrici Scheers ex alio, tendentem a dicto vico ad hereditatem Godefridi Scheers.
6.R 1253, f 103v-104 (1484.07.03) betr. Vughterstraat 4: Stephanus filius naturalis quondam Cristiani Becker domum et aream sitam in Buscoducis in vico Vuchtensi cum vacua hereditate dicta een plaetsken, dicte domui finaliter adiacente, inter hereditatem Margarete relicte quondam Iohannis de Mameren ex uno et inter hereditatem Robberti die Snijder et reliquam domum et hereditatem dicti Stephani ex alio, tendentem a dicto vico Vuchtensem ad hereditatem Godefridi de Yngen die droechschere.
7.R 1257, f 346v (1487.06.25) betr. Vughterstraat 4: inter hereditatem heredum quondam Iohannis de Mameren.
scheerder.1 Deze akte dateert van kort na de grote stadsbrand van 3 juni 1463. Mogelijk zijn de opstallen op het perceel door het vuur verwoest.
Aan de hand van de belendingen konden enkele oudere akten betreffende cijnzen uit dit complex worden getraceerd. Zo had Gobel van den Berghe aan Hendrik zoon van Jan Bie van Zundert een cijns van 6 pond uit dit goed verkocht. Het goed werd gesitueerd tussen erf van wijlen Pelgrim de Smid en erf van wijlen Matheus van der Tichelrien. De erfgenamen van Hendrik Bie droegen de cijns op 19 maart 1443 over aan Gijsbrecht van Loon, zoon van wijlen Aart van Loon.2 Deze droeg de cijns op 16 maart 1444 over aan zijn zoon Gijsbrecht,3 die hem op 2 augustus 1457 transporteerde aan Marten der Kinder, zoon van wijlen Wouter.4 Deze droeg hem op 27 juli 1458 over aan Jan Poynenborch5 en op 23 februari 1460 aan Hendrik zoon van wijlen Hendrik Loden.6 Ik heb voor deze dubbele overdracht geen verklaring. Met de laatste overdracht kwam de cijns weer in handen van de bezitter van het goed en was hij daarmee tenietgedaan.
Lambrecht Naet, zoon van wijlen Lambrecht Naet, verkocht op 13 januari 1473 weer een cijns van 6 pond uit het goed aan Jan Paedze, Lambrecht Naet, zoon van wijlen Jan, en Korstiaan van den Meerakker. Het complex werd nu gesitueerd tussen erf van Jan van Mameren en erf van Librecht Willemsz., strekkend tot erf van Goiart van Ingen.7 Op 31 december 1481 verkocht hij nog een erfelijke pacht van vijf mud rogge uit het goed aan Lambrecht Jansz. Naet.8

Bezitters:

Gobelijn van den Berge? (1390)
?
Hendrik van den Vloet?
zijn dochter Liesbet x Hendrik Loden 1463.08.05 ->
Lambrecht Lambrechtsz. Naet
1.R 1232, f 315v: Henricus dictus Loyen tamquam maritus et tutor legitimus ut dicebat Elizabeth sue uxoris, filie quondam Henrici dicti vander Vloet, domistadium quoddam ad ipsum et ad dictam suam uxorem ut dicebat spectantem, situm in Buscoducis in vico Vuchtensi inter hereditatem Iohannis dicti de Mameren ex uno et inter hereditatem Liberti filii quondam Willelmi Librechts soen ex alio, tendens a dicto vico ad hereditatem Godefridi Henrix soen rasoris pannorum, ut dicebat, hereditarie vendidit Lamberto dicto Naet, filio quondam Lamberti Naet ---, exceptis hereditaria pactione unius modii siliginis mensure de Buscoducis Iohanni Herinck, xxxtibus solidis hereditarii census monete capitulo in Buscoducis et xxti solidis hereditarii census dicte monete conventui de porta Celi exinde e iure solvendis ---. Datum quinta augusti.
2.R 1213, f 68v-69 (1443.03.19).
3.R 1214, f 173 nw.
4.R 1227, f 452v.
5.R 1228, f 225v.
6.R 1230, f 189v.
7.R 1242, f 265v.
8.R 1251, f 17.

dr. M.W.J. De Bruijn, juni 2010